

Door
Anne-Fleur van der Heiden
Top 100-Turing Gedichtenwedstrijd 2016
D
e vlinders in de vallei worden bekogeld met stenen en weg-
geklapt om ze te bewonderen.
Mijn opa wijst naar de vissen, schopt tegen het koraal
in de hoop voor meer kleur.
Jongens met overgewicht slaan schelpen kapot, met een voet op het draad
trekken ze aan een haak die vastzit in de bovenlip van een vis.
Mensen staan als een kudde
koeien onder de schaduw van de enkele pijnboom.
In de rotsen staan maaltijden
geiten met nummerborden
Stof waait langs de bergen, de wind
laat een kiezel rollen over de weg,
breekt mij.
Beoordeling:
Erg intrigerend gedicht. De licht absurde handelingen van geweld tegen de vlinders en van de opa zuigen de lezer direct het gedicht in. Dit geweld vormt een overtuigend contrast met het ‘andere’ geweld van de wind. Dat het juist het geweld van de wind is dat ik-persoon breekt zet het gedicht op zijn kop en zorgt voor een betekenisvolle complexiteit.